Ongetwijfeld geïnspireerd door onze nonkel missionaris Theo en door zijn ervaringen als misdienaar wist Dirk het zeker: hij ging missionaris worden, en dus ging hij na de lagere school daarvoor studeren, dat was de logica zelve. Oudere broers Peter en Bart waren naar de splinternieuwe Moderne Humaniora in Dilsen gestuurd om daar de gelederen te versterken (opa was destijds directeur in de Lagere School in Dilsen, remember), net als hun neven Rudy en Leo uit Eisden, maar Dirk genoot het uitzonderlijke voorrecht toch de taal van Homeros en Cicero en Virgilius te mogen bestuderen, en dat dan nog wel in het midden van de Kruisheren in Maaseik. Hier en op de volgende pagina’s volgt zijn ongekuiste verslag van hoe hij uiteindelijk meubelmaker en -lakker werd!

Als braaf goed studerend manneke op de lagere school ging ik op mijn twaalfde (1978) niet naar de moderne afdelingen van de middelbare school in Dilsen zoals mijn oudere broers, neen ik ging Latijn-Grieks volgen bij de kruisheren in Maaseik, want: ik ging pastoor worden!

Kruisherencollege, Maaseik.

Zo schitterend als student bleek ik al snel niet meer, mijn rapporten vermelden vaak 6-sen, er werd zelfs eens vermeld op een rapport ‘Dirk heeft het weer gehaald, met de hakken over de sloot’. Van dat pastoor worden is dus ook niks meer gekomen, ne mens komt tot de jaren van verstand zullen we maar zeggen.

Van mijn eerste schooldagen herinner ik me nog dat ik mijn plechtig communiekostuumpje als klein heertje met de lijnbus (er was een halte naast ons huis) van het Kolonel Aertsplein waar alle bussen stopten in het gewoel van kinderen en jeugd naar het Kruisherencollege stapte. In mijn klas zat toen ook nog Lukske Driesen van op de statiestraat die ook in mijn klas had gezeten op de lagere school in Elen. Onze overbuurjongen Jaak Lemmens ging ook naar de Kruisheren en ik herinner me dat die bij sommige algemene vakken (Frans en zo) ook in onze las zat. Die beiden gingen met de fiets naar school. Ik stond als enige busganger in ons hokje, enkele jaren later denk ik werd ik aldaar vervoegd door de jonge kleindochters van Pierke Crijns, de buren van Lemmens.

Bus NMVB jaren ’70-’80.

De klassen van de eerstejaars bij de Kruisheren waren toen nog in de oude bouw, met dito banken. De nieuwe bouw was voor de speciale klaslokalen (biologie, chemie,…) en de hogere jaren. Van de meeste leraren weet ik niks meer, we kregen toen wel les latijn van ‘De Jang’, een goedlachse dikbuikige tegen zijn pensioen aanlopende pater Kruisheer. Die vond al dat van buiten geleer van alle verbuigingen en vervoegingen van het Latijn maar niks en die had een ingenieus blad gemaakt (het blèdje van nonk Jang) waarop alle verbuigingen, vervoegingen, lidwoorden, uitzonderingen helder te vinden waren, een hele puzzel. Dat blad mochten we zelfs bij de examens gebruiken. De andere klas eerstejaars van de Latijnse (een eveneens klein groepje van 15) kreeg Latijn van een jonge gedreven leerkracht en die moesten dat allemaal wel van buiten leren. De sukkels. Maar toen na enkele jaren nonk Jang op pensioen ging hadden wij wel ’n probleem natuurlijk: weg blad!

Klasfoto eerste jaar Kruisheren met Dirk uiterst rechts op de middenste rij (1979?).

Ik herinner me ook nog onze eerste schoolreis met de Kruisheren : met de bus naar, tadaa : ‘het Maasland’ ! Echt waar, naar Rotem, Neeroeteren, Stokkem … Jezusmina. De kruisheren hadden in die tijd een zeer modern ‘taallabo’. Daar zaten dan de leerlingen aan bankjes , afgescheiden door plexiglas , met een hoofdtelefoon op en dan speelde de leraar een bandje af waarop jij dan in die vreemde taal (engels of frans bijvoorbeeld) moest antwoorden. De leraar kon dan bij elke leerling die hij wilde apart meeluisteren, hem apart verbeteren of adviseren. Whaw, zo modern ! Computers herinner ik me niet bij de Kruisheren, later wel in Schaarbeek, daar hebben we dan nog moeten leren programmeren in een zeer basic computertaal met regels zoals ‘gosub’, ‘ if … goto … ‘ en andere nu waarschijnlijk totaal archaïsche commando’s.

Dirk 1984, laatste jaar bij de Kruisheren.

Op de speelplaats werd er, we zijn in Maaseik of niet, volleybal gespeeld. Er waren 6 permanente terreinen, in de korte pauzes werd er vrij gespeeld, onder de middagpauze was het serieuze competitie. De meesten deden daar wel aan mee, een enkeling speelde met een voetbal, de asociale! De ‘turnlessen’ die we kregen waren vaak ook een verhaal. Wij kregen de eerste twee of drie jaar turnles van een sigaretten rokende leraar die al tegen zijn pensioen liep. Dat was vaak het typsiche turnen met toestellen zoals bokken, paarden, klimrekken, touwen enz, het was dikwijls meer netjes op een rij gaan staan dan oefeningen doen. Die turnleraar liep meer te vloeken te tieren dan wat anders. Als we dan buiten looptesten moesten doen dan fietste hij mee. We lieten hem dan redelijk vooraan mee fietsen, lieten ons met enkelen wat afzakken en naast de GB was een steegje waardoor we de helft van het parcours konden afsnijden, aan de andere kant van dat steegje lieten we hem weer voorbijfietsen (dat was ter hoogte van het cultureel centrum) en dan sloten we even later weer aan om toch nog op een redelijke tijd binnen te komen. De laatste jaren hadden we een andere leraar, die deed meer balsporten, cooper test en zo , dat was al lichamelijk wat inspannender…

Klasfoto in het derde jaar, het laatste jaar van Nonk Jang (1981?).
Dirk met geel debordeurke op de tweede rij links van het midden.


In het derde jaar was nonk Jang onze klastitularis en dat jaar ging hij op pensioen, hij was zo’n beetje onze bompa. Wij waren zijn laatste klas en hebben hem daar ook op onze wijze uitbundig voor gevierd met een zeer amateuristische ‘academische middag’, ahem. We gingen daarna met enkelen onder de middagpauze vaak naar zijn kamer in het klooster, hij deelde daar ‘Leonidas’ pralinekes uit. Er werd daar meer gefilosofeerd dan in de lessen zelf. Kindermisbruik door de kerk was toen zeker niet onbestaande maar wij hebben er niets van gemerkt en er werd ook niet over gesproken, in onze ogen bestond dat niet, gelukkig maar. Nu zouden er zeker danig wenkbrauwen worden gefronst bij tieners die naar de kamer van een pater in het klooster trekken in de pauze. Toen kon dat, als een leraar vroeg wat wij in de gangen deden, ‘ah wij komen of gaan naar Nonk Jang’, dan was dat ok. Johannes van Wegberg heette die denk ik , hij is nog met een drietal (ik erbij ) leerlingen met zijn auto naar het dorpje Wegberg in Duitsland gereden om ons te bedanken voor zijn ‘feest’. Dat feest is toen georganiseerd ik dacht met Robby Belemans uit Stokkem, Ene Renaat Raymaekers uit Maaseik en de zoon van een leraar Nederlands (Ben ?) ook uit Maaseik . Er werd dan om beurten bij iemand thuis over vergaderd. Kan het kloppen dat we naar het huwelijk van Diana en Charles zaten te kijken tijdens zo’n vergadering ? Die periode dus.

Leeftijdgenoten die een halve eeuw geleden bij de Kruisheren in Maaseik een paar woordjes Latijn hebben geleerd, herinneren zich vast pater ‘Zjang’ Van Wegberg, met zijn roestige grapjes maar soms ook grote wijsheden: “Eerst áchter de waarheid geraken, daarna pas voor of tegen …” Anders gezegd: oordeel niet te snel, zoek eerst uit hoe de vork precies aan de steel zit.

http://www.vcgreenyardmaaseik.be
Charles & Diana, gehuwd 29 juli 1981.

Bij de lessen latijn van nonk Jang werd er veel gebabbeld en gediscussieerd, hij vond latijn een aanleiding om te redeneren, te dicussieren (het laatste jaar latijn heette volgens hem niet voor niks retorica) , misschien vandaar dat ik dat jaar nogal durfde tegenpruttelen bij mijnheer Slootmakers, onze leraar Frans. Een van zijn kinderen zat toen ook in onze klas, misschien vandaar dat hij wat strenger wilde zijn? Hij zei al eens dingen die volgens mij helemaal niet klopten en als ik dan daar een opmerking over maakte blokte hij dat steeds af want hij was de leerkracht en hij wist het toch wel zeker. In de goede geest van het filosoferend redenaarstalent dat van een Latijn studerende knaap toen al werd verwacht gaf ik natuurlijk niet toe en bleef mijn mening verdedigen (hij wilde dat we enkel Frans spraken en ik argumenteerde in voor mij helderder nederlands).

Ik kon echt niet met die man om , die gaf nogal autoritair les. Ik werkte die man op zijn zenuwen door den helen tijd opmerkingen te maken (in ’t frans natuurlijk ;)), en dan was t van ‘Dirk, tu m’ennerve’, ‘Dirk, j’en ai plein le dos !’, wat later ‘Dirk, tu sors’, en ik dan nog wat protocollen en dan volgde ‘pour le rest du trimestre !’.
Dus elke keer als ’t dan franse les was dan ging ik naar buiten. Dat mocht eigenlijk niet maar er was niemand die dat controleerde, alle leraren zaten in de klas… In die tijd zat ons buurmeisje Karine Doumen in een winkeltje op de Bosstraat als verkoopster, ik denk een klerenwinkeltje of zoiets, en daar trok ik dan af en toe al eens naar toe, niet iederen dag natuurlijk, soms ging ik gewoon ook bij pater Zjang op bezoek. De examens deed ik dan wel mee en daar was ik toch just door elke keer, meer was niet nodig he …

Toen ik afstudeerde bij de Kruisheren ging papa naar de proclamatie, mama kon er niet bij zijn. Papa kende één van leraars nog uit Eisden, ene… Slootmakers. Na de proclamatie stond hij met die man te babbelen, en toen ze terug naar huis reden vroeg ik aan papa of hij die leraar kende. Ik was daar ooit eens bij buiten gevlogen! “Wablieft?!” zei papa, want daar wisten ze thuis niets van. In Dilsen rapporteerden de leraren dat soort voorvallen aan de ouders, maar dat deden ze bij de Kruisheren niet.

De Bospoort en het begin van de Bosstraat in Maaseik, jaren ’50?


Maar in het hogere middelbaar hadden we Jang niet meer, en kregen we pas echt Latijn! Dat viel minder goed in de smaak, dus toen was het rap gedaan met Latijn en met pater worden. Van toen af aan zorgde ik er alleen nog maar voor dat ik aan het einde van het jaar geen buizen had, dat ik op elk vak een voldoende haalde. En voor de rest interesseerde het mij niet meer. De nieuwe leraar Latijn, Dhr Schippers, had ook een zoon Theo die bij ons in de klas zat. Hij was een echt heertje, stipt, netjes, kende alle te behandelen teksten van buiten en corrigeerde zo uit het hoofd alle kleine foutjes die we maakten bij het om de beurt voorlezen en vertalen van een stukje uit bijvoorbeeld De Bello Gallico van ene J. Caesar. In die tijd nam ik al steeds minder boeken mee naar de klas. De eerste jaren had ik zo’n grote brede dokterstas om alles in te krijgen, op het laatste ging ik met een dun valiesje. Ik las dan gewoon mee in het boekje van mijn buurjongen, Erik Leenders van Lanklaar, die sleepte wel altijd alles mee.

Vanaf het derde of vierde kregen we ook Grieks. Jawadde. Dat was van een jonge leerkracht uit Brugge, ik dacht meneer Hungenaert. We hadden al veel moeite om zijn Nederlands te verstaan, dan nog Grieks erbij, een nieuw alfabet, dat was wat ! Die man is later nog directeur geworden als ik het goed heb. In mijn tijd was een pater directeur Martens, die was ook kapelaan in Elen dus die zag ik zowat elke zondag bij het misdienen. Ik heb toen nog lang getwijfeld om menswetenschappen te gaan doen in de hogere cyclus van ’t middelbaar, dat was in Bokrijk. Uiteindelijk ben ik toch maar in Maaseik gebleven.

In het vierde of vijfde kregen we les geschiedenis van De Sjèle (Roger Janssen), dat was een goede verteller maar ook een strenge leraar. Hij was na de uren nog actief met leerlingen in de scouts of zo. Hij is later nog ingetreden en is nog een tijd pastoor van Elen geweest. Toen kregen we ook aardrijkskunde van Mao. Een leraar uit Rotem, zijn naam is me ook niet bijgebleven. Die had alle ‘permanente kennis’ over zijn vak dat jaar gebundeld in een rood boekje (vandaar Mao). Wat daar in stond moest je ten allen tijde weten en kom ten allen tijde op een toets worden opgevraagd. Vraag mij nu niet meer wat er in stond, zo efficiënt is dat systeem dus ook weer niet.

Vijfde leerjaar, Dirk als tweede op de eerste rij.


We zijn dan met ons kleine groepje, ik dacht dat we op t einde met 9 waren, doorgestroomd. Veel van de lessen waren dus samen met andere klassen, enkel Grieks en Latijn was onder ons. In die andere klassen probeerden we ons natuurlijk steeds te profileren als de slimsten van den hoop, dat kon al eens op weerstand rekenen van bijvoorbeeld de latijn-wiskundigen. En er werd ook al eens een sukkelaar gepest, ook in die dagen, helaas. Ik heb daar wellicht ook al eens aan mee gedaan, er waren altijd groepjes en vandaag klikte het goed met die groep en enkele weken later beter met die groep, als puber moest je niet teveel je nek boven het maaiveld uitsteken …

Van een Romereis of Skireis herinner ik me niks, werd dat niet georganiseerd of heb ik daar gewoon niet aan meegedaan, het kan beiden. Wel heb ik, ik weet niet in welk jaar, op aanbevelen van de leraar Nederlands meegedaan aan het voordragen van een tekst in het dialect, ik dacht op een carnavalsviering in het Cultureel Centrum van Maaseik, dat was een tekst van Toon Kortooms over Hendrik van Ham in ’t leger, best wel grappig maar of mijn dialect zo goed was durf ik toch te betwijfelen???
Meisjes waren er niet bij de Kruisheren, die zijn er pas toegelaten het jaar na mijn afstuderen. Timing is alles in het leven. De meisjes zaten bij de Ursulinnen, aan de andere kant van de stad. Die zagen we wel op de bus maar trokken dan gelijk de heel andere kant uit, het was een echte scheiding van seksen. De laatste jaren werd er dan al wel eens een fuif georganiseerd, maar daar waren dan ook jongeren van Sint-Jansberg (de technische scholen) bij, wie er dan van de meisjes ook in ons jaar zat daar kwamen we (allé ik toch) eigenlijk pas achter bij de Chrisostomus vieringen (laatste 100 dagen).

Zesde leerjaar, Dirk als voorlaatste op de achterste rij.


In dat laatste jaar werd er danig over nagedacht welke studies te vervolgen, ik ben dan bij de A1 Autotechnieken in Schaarbeek terecht gekomen. Dat was niet evident, papa had vooral schrik dat ik in de praktische vakken en wiskunde zou tekort komen maar ik mocht het proberen en ook dat is weer gelukt om erna meubelmaker te worden. Bij de diploma afhaling in Schaarbeek viel dat niet zo in goede aarde, aan iedereen werd gevraagd wat hij nu deed, de ene zat bij de automobielinspectie, de andere bij dat automerk en ik was meubelmaker en werd rap afgevoerd.

Met de medestudenten van het middelbaar is er geen blijvend contact. Rob Belemans ben ik jaren later nog tegengekomen bij FARO in Brussel, hij was toen daar erg actief in erfgoed van dialecten, had hij denk ik een doctoraat in, ik was toen daar ivm oprichting van een koepel voor technisch erfgoed. Luc Driesen heb ik nog even gesproken op een reunie van de 40 jarigen in Elen. Jaak (Jacky) Lemmens heb ik vaker gezien, die heeft op Pigment de hele inrichting in gyproc gemaakt met zijn bedrijf en hij heeft me dan ook bij die reunie van de 40 jarigen betrokken.

De Kruisheren in Maaseik

Vanaf 1439 bestond in Maaseik een broederschap die de pelgims naar Santiago de Compostella verzorgde. Twee leden van de broederschap namen het initiatief om tot de oprichting van een klooster van de Orde van het Heilig Kruis over te gaan. In 1474 werd de laatgotische Sint-Jacobskapel aan deze orde overgedragen en in 1476 werd het klooster gesticht. Het Kruisherenklooster van Maastricht fungeerde daarbij als moederklooster.[1] In de loop van de 16e eeuw werden een aantal ruimten bijgebouwd, zoals een sacristie, een kapittelzaal en een gastenverblijf. In 1621 werd een kloosterschool opgericht, die in 1644 werd uitgebreid tot een Latijnse school. Sinds die tijd, mede door toedoen van prior Gerardus Golt, ging het klooster een bloeiperiode tegemoet en groeide het klooster uit tot een belangrijk cultureel centrum. In 1705 verwierven zij het Kapelhof in Elen (met de kapel van Onze Lieve Vrouw van Rust) en in 1767 werd de Kruisherenkerk gebouwd.

De Franse tijd betekende het einde van het klooster. In 1792 namen de kloosterlingen de wijk naar Duitse gebieden en werden de kloosterbezittingen verbeurd verklaard. Aanvankelijk werden de kloostergebouwen voor de inkwartiering van soldaten gebruikt. In 1795 keerden de kruisheren terug, maar hun klooster werd in 1797 opgeheven en in een deel van de gebouwen werd de gendarmerie ondergebracht. In 1799 werd de inboedel van de kerk openbaar verkocht en in 1809 volgde de verkoop van de kloostergebouwen. Een deel der gebouwen werd daarop afgebroken. Het deel dat gendarmeriekazerne was, volgde in 1840. De Kruisherenkerk kwam reeds in 1808 in bezit van de parochie van Maaseik.

In 1855 keerden de kruisheren terug. Zij kochten de kerk terug van de parochie en bouwden een nieuw klooster aan de Pelserstraat, op het terrein van het voormalige Sepulchrijnenklooster. Ook toen hielden ze zich bezig met het onderwijs en stichtten een aantal scholen die nog steeds bestaan.

[Bron: Wikipedia]

Het verhaal van de Kruisheren in Maaseik is doorspekt met donkere passages, maar ook lichtpunten. Eén van de lichtpunten is zonder twijfel pater Willem Sangers, een humoristisch en bevlogen streekhistoricus, die als geen ander de beide Limburgen heeft beschreven en gepromoot. In het hiernavolgend fragment hoor je hem op onnavolgbare wijze in het dialect vertellen over zijn roeping.