Communiefoto van Hubert, ca. 1949.
Het missaal was een cadeau van de Oudstrijdersbond herinnert hij zich, hij koestert dat nog altijd.
En de watergolf was een gift van Coiffeur Jaak…

Vanaf zijn 12de jaar ging opa Hubert naar de Chiro, dat was meteen ook het jaar dat de Chiro werd opgericht (1948). Hij behoorde dus tot de eerste lichting. Veel van zijn klasgenootjes waren daar ook bij, en het was eigenlijk heel vanzelfsprekend om zich daar bij aan te sluiten.

De Chiro van Eisden Dorp voor de kerk ca. 1950.
Opa weet niet zeker of hij op deze foto staat; als het zo is zou hij de meest linkse moeten zijn van de groep, maar hij lijkt zoveel groter dan zijn leeftijdsgenoten.

Christ Heynen, dat was de godvader van de Chiro. Hij had samen met de toenmalige kapelaan de Chiro opgericht, was toen al een stuk in de veertig. Hij is altijd zo’n beetje de volwassen leider van de chiroclub geweest. Christ was getrouwd met een Hongaarse, zij hadden zelf geen kinderen maar hij vond in de Chiro zijn roeping.

Openingsformatie bij het bivak in Bellevaux, 1956. Achteraan leiders Christ Heynen, Leon Dedroog en Jef Arits. Hubert Ramakers hijst de vlag.

Bij de Chiro werd veel aan sport en spel gedaan, o.a. atletiek. Er werd ook veel gezongen, in de zomer gingen ze op kamp, en er werden fietstochten gemaakt. Elke zondag werd er gezongen en gespeeld; de oprichter en hoofdleider Chris Heynen (belastingambtenaar in Maasmechelen, broer van koster Heynen in Elen) was erg muzikaal. Ze hadden een eigen liedrepertorium, en zongen daarnaast ook veel liederen van Armand Preud’homme. Kempenland, Were Di, stapliederen, stemmingsliederen. Van zijn twaalfde tot aan zijn huwelijk op zijn vijfentwintigste heeft opa zo op zondagmiddag heel veel uren bij de Chiro doorgebracht, hij vond dat een hele fijne tijd. Op de muziekschool heeft hij in deze periode viool leren spelen en mondharmonica. Als hij door het dorp liep op weg naar school speelde hij op zijn mondharmonica “Maria van Bahia” of “Ouwen taaie” en dergelijke liedjes.

Op kamp

De eerste keer dat opa op kamp ging met de Chiro was in Mortroux (tussen Hollands Eysden en Herve). Gewoonlijk gingen ze naar die streek rond het drielandenpunt, Eupen-Malmedy. De oudste kinderen, vanaf 14 jaar, gingen met de fiets, zonder versnellingen. Dat was niet gelachen, heuvelop heuvelaf. Ze moesten ook heel wat bagage meenemen, de tenten moesten immers ook mee. Die hadden ze zelf gemaakt, en de tentpalen (behoorlijk dikke palen) werden naast de stang van de fiets gebonden. De tent zelf ging achter op de bagagedrager, een heel gewicht.

Op fietstocht in de Ardennen, waarschijnlijk naar Bellevaux 1956. Ook in 1957 en 1958 werd er naar daar getrokken, maar dan niet met kapelaan Vranken maar met Lanckohr.

Ze vertrokken meestal ’s morgens rond een uur of negen en dan waren ze ’s middags tegen vier of vijf uur ter plaatse. De eerste hellingen, net Maastricht voorbij (in de buurt van Luik), die waren het ergste. Daarna werd het iets makkelijker, hoewel de Baraque Michel ook nog beklommen moest worden. En dat zonder “vitessen”! De fietsen zelf waren al een stuk zwaarder dan de huidige, plus de bagage natuurlijk. Er gingen ook een paar kookouders mee, die gingen met de bus. De jongeren gingen altijd met de bus mee.

Een Chirozondag

Een normale zondag bij de Chiro begon om twee uur met de openingsformatie. Dat was een plechtigheid met uniformen aan, groeten, de vlag hijsen, enz. Daarna gingen ze naar het lof, een gebedsdienst in de namiddag waar vooral gebeden en gezongen werd. (Ze waren dan ’s morgens ook al naar de hoogmis geweest.) Daarna, zo rond drie uur, begon het spel. Ofwel “pleinspelen” op het voetbalplein of op de markt in Eisden: vlaggespelen, lopen, worstelen, … Ofwel “lenigheid en durf”: atletiek (speerwerpen, hoogspringen, verspringen, lopen, hinkstapsprong, …) en turnoefeningen. Elke middag werd ook een zangstonde gehouden. Bij slecht weer werd binnen gespeeld: gezelschapsspelen, kringspelen. De middag werd afgesloten met een bezinning.

Lenigheid en Durf – Jef Wibail waagt de sprong.

Opa deed heel graag aan worstelen, en vlaggespelen. Dan liepen ze met een wimpel achter in de broek, en om mensen uit te schakelen moest die wimpel uit de broek getrokken worden. Ook atletiek, lenigheid en durf, keek hij altijd naar uit, en naar de zangstonde.

Chiroleider en kwajongensstreken

Later, in het leiderscorps, vergaderden ze wekelijks en zagen ze elkaar heel erg veel, ook door de week. De leiders waren dikke vrienden en kwamen meerdere keren per week bij elkaar over de vloer. René Rakels was een van die goede vrienden uit de Chiro. Hij werd later vrederechter in Maasmechelen en is intussen overleden. In Eisden jaargang 39 nr. 4 is een artikel aan hem en zijn familie gewijd.* Zijn zus Tilly gaf net als tant Leonore les aan de zustersschool in Eisden en aan de normaalschool in Diest, waar zij nog wiskunde en natuurkunde had gegeven aan oma. Kleine wereld!

Hubert Ramakers, Mon Bekkers en René Rakels.

Mon van ’t bekkerke (Mon Bekkers), Roger Mertens, Theo Meyers, Pol Bekkers (broer van Mon), Leon/Lei Vranken, dat was zowat de kern. Roger is kruisheer geworden, en toen zei René Rakels: “als die pastoor wordt, dan word ik bisschop”. Maar Roger werd dus priester, al is René nooit bisschop geworden (wel vrederechter dus). Dat was een hele plezante bende in die tijd.

Bij hoofdleider Christ Heynen kwamen ze heel vaak om wat te buurten, die had veel platen dus daar luisterden ze ook graag naar. Doordeweeks kwamen ze met een heel clubje vaak bij elkaar bij hem thuis om bij te praten. Als Heynen en zijn vrouw op vakantie gingen naar Hongarije gingen de leiders met een paar mensen in hun huis slapen, de wacht houden. ’s Morgens kwam dan madam Penders uit Vucht de varkens voeren. Dan rammelde ze aan de deur en riep “doet open, ik moet de varkens komen voeren”. En René riep dan terug: “we zoeken onze kost wel zelf”.

Hubert Ramakers, Mon Bekkers, René Rakels, Roger Mertens en Christ Heynen, 1956.

Roken en pinten pakken deden ze nog niet in die periode. Opa is pas begonnen met roken in het leger.

Op opa’s achttiende hadden ze in Eisden de volksdansgroep opgericht, met een groot deel van de leiderskring van de Chiro. Dat was een hele fijne, gezellige groep, daar was Gerard Claessens uit Stokkem bij, dat was ook een fantast… Elke zaterdagavond werd er volksdans gedaan. Eén van de jongens van “het bekkerke” speelde trekzak, die begeleidde de avond. Het waren Vlaamse dansen, “erwten plukken” en dergelijke kringdansen. Daarna werd er vaak wel een pintje gepakt, meestal in het café van Jules Smaers tegenover de zusterschool. Dat was een serieuze, deftige café, daar stond ook een biljart in en als er gebiljart werd moest het stil zijn… er was zelfs geen radio.

Volksdansgroep Heidebrand op fietstocht naar de Driepaalhoeve in Dilsen, Paasmaandag 1957. 1. Jeanne Aerts, 2. Mia Rakels, 3. Albrechts, 4. Albrechts, 5. Winand Breukers, 6. Hubert Ramakers, 7. Mieke Meyers, 8. Vandenheuvel

Op een zaterdagavond in een kermisweekend werd in het café verteld dat er beneden in de kelder een klaargemaakt konijn op de zondag te wachten stond. Toen is iemand van de vriendenclub stiekem de kelder in gegaan om dat konijn door het keldergat naar buiten te smokkelen. Samen hebben ze dan dat konijn opgepeuzeld en de lege pot weer op zijn plaats gezet!

Volksdansgroep Heidebrand, 6 juni 1958
(Hubert Ramakers was toen allicht nog in het leger)

Ook hebben ze eens een grap uitgehaald met Jaak de coiffeur (kapper). Die woonde aan de markt in een hoekhuis met een klein overdekt portaaltje. Aan de overkant lag de winkel van Tiesters (gordijnen, verf en behang). Daar lag op de hoek een hele grote dikke “klauw” (steen). Die hebben ze toen met een groepje van een man of tien in dat portaal bij de coiffeur gezet!

Herenkapper Jaak werd het slachtoffer van een grap. In de deuropening van het volgende huis in de Dorpstraat staat de kleermaker (het sniejerke).

Nog later deed opa een interim als leraar op de zusterschool in Eisden, waarschijnlijk ter vervanging van juffrouw Betje. De directrice heette zuster Edwarda. Dat was een heel speciale non, die deed meer aan politiek dan de burgemeester. Tijdens de oorlog heeft zij ook veel in de ondergrondse gewerkt, samen met dokter Dexters. Op een zaterdagavond zat opa met zijn vriendenclubje een pintje te drinken in het café tegenover de school. Toen zijn ze met de hele bende bij de zusters onder het raam een serenade gaan brengen. Toen opa op maandagmorgen weer op school kwam hield zuster Edwarda hem aan: “Bèr, er zijn hier zaterdag een aantal mensen een serenade komen brengen, weet gij daar niks van?”

Nog een serenade: bivakmoeder Mad. Heynen, Hubert Ramakers en Maurice Hermans, op bivak in Bellevaux in 1956.

’s Zondags gingen ze met die bende fietsen, wandelen of kikkerconcerten beluisteren op de Mechelse heide. Er werd ook veel samen gezongen. Op stap gaan deden ze ook wel, bijvoorbeeld naar de opera van Aken. Maar toen opa mama leerde kennen werd dat rap minder, hij is nog wel bij de Chiro gebleven tot ze trouwden maar er was natuurlijk minder tijd om met de vrienden door te brengen.

Opa had zelf ook platen. Toen hij de tweede keer naar Opgrimbie kwam, had hij zijn pick-up meegenomen en wat platen. Volgens opa “op vraag van”… Of dat was om “Sag warum” te luisteren, dat weet hij niet meer. Hij had wel platen van Strauss en lichte klassieke muziek, ouvertures van Rossini en Verdi en dergelijke. En ook platen van Jo Erens, “Limburg Allein”. Die pick-up was een heel eenvoudig ding, klein en draagbaar.

Vroeger werd meer buiten geleefd. De mensen gingen aan de voorkant van het huis op de stoep zitten, nooit aan de achterkant op het eigen gelèèg. Aan de straatkant kon er gepraat worden met voorbijgangers, en met de buren. Die leefden allemaal samen, dat was één grote groep.

Christ Heynen uiterst rechts op een foto van de leiding uit 1963 (de generatie na opa Hub).
Boven Jef Meyers, Victor Kuypers van Rekem, André Vanderwilt, Gerard Gorissen, Christ Heynen. Beneden Rik Gorissen en Benny Simons.

Pastoor Lankohr

Ergens midden jaren 1950 is de latere pastoor Lanckohr in Eisden beland. Hij was kapelaan en ook proost van de Chiro. Opa was toen 17-18 jaar. Lankohr is geboren in Eijsden (Nederland), onder Maastricht, tegen de grens met de provincie Luik, vlakbij Visé. Vandaar waarschijnlijk dat hij niet seminarist werd in Rolduc (bisdom Roermond), maar in het bisdom Luik (groot seminarie in Luik of waarschijnlijk het klein seminarie in Sint-Truiden). Het bisdom Luik is in 1967 gesplitst, waarbij Belgisch Limburg onder het nieuw gecreëerde bisdom Hasselt viel.

Kapelaan Lanckohr.

Heel veel nieuwbakken priesters werden eerst kapelaan in Wallonië en kwamen daarna pas in Limburg terecht. Lankohr is begonnen in Eigenbilzen, van daaruit is hij naar Eisden gekomen rond 1955. Later is hij overgeplaatst naar Neerpelt, en zo uiteindelijk naar Elen. Opa had hem goed gekend in Eisden, dus het was een blij weerzien in Elen, waar ze tientallen jaren verder hebben samengewerkt tot meerdere eer en glorie van de christelijke jeugd.

Het wagenpark van de volgende generatie Chiro-leiders en -leidsters: vooraan Jules Ramakers, een achterneef (zoon van Lex de bakker) en verloofd (later getrouwd) met Godelief Janssen. Die Volkswagen is waarschijnlijk van Henriëtte Dedroog, de derde op de foto. Deze groep is hoogstwaaschijnlijk op weg om een bivakplaats te zoeken.

*

Opmerkingen van opa bij het artikel over de familie Rakels in Eisden: op de foto staan Christ Heynen, kruisheer Roger mertens, Mon (Edmond) Bekkers, kruisheer Theo Meyers en René Rakels. Martin Bekkers hoort hier niet thuis, die is nooit bij de Chiro geweest. De naam is Bekkers en niet Beckers zoals op p.31 vermeld. De familie Rakels woonde aan de Steenweg (nu Rijksweg) en niet aan de Oude Rijksbaan.