Ongedateerde foto van Leonora Meyers (uitsnit), ca. 1934.

De eerstgeborene van Anna en Theodoor was Leonora Hubertina Meyers, geboren 22 juni 1930. Leonora is allicht een verwijzing naar [Joannes] Leonardus Welkenhuyzen (Nard), haar grootvader langs moederskant, en hoogstwaarschijnlijk haar peter. Langs vaderzijde lagen de zaken gecompliceerder: de moeder van bompa Theodoor was twee jaar eerder gestorven, en daardoor werd de meter waarschijnlijk tussen de zusters van Theo gezocht, meer bepaald de jongste: Maria Catharina Hubertina (Hubertine) (°1908), toen 22 jaar, door het leven gegaan als zuster Hélène-Marie in de kloosterorde “Dochters van de Wijsheid” in Doornik. Zeker van het peter- en meterschap zijn we niet tot we de doopakte van Leonora hebben opgedolven, maar het lijkt de logica der dingen.

1936

Hubertine is niet zo’n heel frequente naam in de genealogie van de Meyersen. Het was ook maar de derde voornaam van de tante in kwestie, maar wel de onderscheidende. Hij verwees naar een van de populairste heiligen van het bisdom: Hubertus. De heilige Hubertus van Luik werd in 655 geboren als zoon van de hertog van Aquitanië, hij ging in de leer bij de (later heilige) Lambertus van Maastricht, op dat moment de bisschop van die stad. Uiteindelijk volgde hij deze op, en zo werd hij de laatste bisschop van Maastricht en de eerste van Luik, overleden in 727. Sint-Hubertus staat vandaag bekend als patroonheilige van de jacht.

Communie, 1942.

Jeugdjaren

Van tante Leonore is een boekje bewaard, “Zuster zijn” (zie onderaan deze pagina), waarin ze haar jeugd en haar roeping beschrijft. Daarin vertelt ze ook over hoe het er thuis aan toe ging: bomma die pannenkoeken bakte, de schommel in de tuin, leren fietsen, uitstappen met de bus (gratis allicht voor de kinderen van een trambediende), bosbessen plukken, de oorlogsperikelen en de schuilkelder bij de buren (Machon), en bompa die bomma een kus gaf voor hij de namiddagshift ging werken, over de pesterijen van “de Cooseman” (de schrik van de kinderen op de lagere school)… Bij een van onze pelgrimages naar de begraafplaats van Opgrimbie vonden we overigens het graf van ene Nicolaas Coseman, geboren 1927 en gehuwd met Maria “Francine” Vanderhallen… we zullen nooit zeker weten of hij de schrik van Opgrimbie was, maar qua leeftijd kan het kloppen!

De Patersheuvel, 1939.

Verder vertelt tante Leonore over hoe bomma wel eens met haar zus tant Trien en de kinderen naar Patersheuvel ging als het mooi weer was. Waarschijnlijk was dat onder de vakantie of op een zondagmiddag. Er werd dan ook al eens gepicknickt met de hele bende. Oma herinnert zich dat ze zich als kinderen zo van een heuveltje lieten rollen, maar waar dat precies was weet ze niet meer. Patersheuvel ligt ergens tussen Opgrimbie en Rekem. (zie ook op deze pagina)

De familie op vakantie in Zutendaal, 1946.
Van links naar rechts Theo, bomma Anna, Odilia, Sylvia, Rudy, Leonore, Mia, Elvire, Leny.

Annie moest een jaar later nog geboren worden.

Ze schrijft ook over een boer in de Kerkstraat, als daar een varken werd geslacht kreeg ze een kom huidvlees of zelfgemaakte bloedworst mee naar huis. Dat moet bij de familie Gorissen geweest zijn, want er was anders geen boer in de Kerkstraat. Oma weet ook nog dat daar een slager kwam om het varken te slachten, dat moet na de oorlog geweest zijn. Ze weet nog dat ze niets van dat geluid moest weten, van het varken dat gilde als het gekeeld werd.

Annie op de fiets bij Leonore en Mia, 1949

VKAJ

Kwam het door het voorbeeld van haar twee tantes waaronder haar meter? Leonore wist eigenlijk al van heel vroeg op school dat ze zuster wilde worden. Toen ze 12 jaar was, zei zuster Ida, in de volle klas: “gij wordt later zuster”, en dat klonk haar de normaalste zaak van de wereld in de oren. In haar boekje staat ook in dat ze al heel jong bij de VKAJ (Vrouwelijke Katholieke Arbeidersjeugdbeweging, oftewel de Kajotsters) was en wat ze daar deden: “toneelavonden, debatavonden, studiedagen in Hasselt of nationaal, bedevaarten, huisbezoeken”. Leonore was dus heel actief in de christelijke beweging. Ze was een van de leidsters van de VKAJ in Opgrimbie, tot ze naar het klooster ging.

VKAJ Opgrimbie 1954

Wat oma Odilia zich nog herinnert uit de tijd dat ze zelf lid was, is dat ze naar Lourdes geweest zijn. Daar is ook een groepsfoto van. Leonore is mogelijk ook met de VKAJ naar Rome geweest, maar daar twijfelt oma over. Er zijn nochtans foto’s van Mia, Leny en Sylvia in Rome met mijnheer pastoor en andere leden van het VKAJ, maar tant Leonore ontbreekt daar inderdaad op (nam zij de foto’s?). Verder organiseerde de VKAJ allerlei activiteiten. En inderdaad, tant Mia herinnert zich dat er gedanst werd: reidansen – “dat was mijn dood”, dat deed ze niet graag.

Tant Lienoor en haar goede vriendin (Hermans) uit Kinrooi,
in de weide tegenover het huis in de Kerkstraat.

Er werden ook toneeltjes opgevoerd, tant Leonore heeft veel toneel gespeeld, met kerstmis en zo, “kerstspel”, en tant Annie heeft dan als jongste van het gezin eens een engeltje moeten spelen. De oprichter van de KAJ en VKAJ, Kardinaal Cardijn, is eens langsgekomen in Opgrimbie, dat was een hoogdag voor de plaatselijke VKAJ. En er werd al eens gezongen in de kerk, tant Leonore was overal bij, als ze maar goed kon doen. Oma Odilia kan zich niet herinneren dat ze op zondag ergens naartoe gingen met de VKAJ om spelletjes te doen of dergelijke. Ze was wel bij de laatsten die bij de VKAJ ging, Leonore was tenslotte 9 jaar ouder.

Tante Leonore staat Cardijn namens de VKAJ delegatie te woord bij de inzegening van het huwelijk van Eugénie en Jean. Tant Sylvia staat helemaal in het midden (hand aan de pols).

Oma herinnert zich Leonore als een bezorgde, behulpzame zus. Als er iets was met leren, stond ze altijd klaar. Zij stond dan ook zelf voor de klas. Leonore heeft voor onderwijzeres gestudeerd op de Normaalschool in Borgloon en heeft les gegeven aan het eerste studiejaar in Eisden. Dat was nog voor haar roeping. Oma weet nog dat Leonore haar wilde helpen met Franse les tijdens de grote vakantie. Ze gaf dan les aan oma, en ook huiswerkopdrachten.

VKAJ Lourdes, 1952-53, met tant Mia en tant Leonora
als tweede laatste en voorlaatste van rechts op de achterste rij.

Oma heeft eigenlijk van Leonore nooit gemerkt dat ze zo religieus was aangelegd. Ze was wel 10 jaar ouder natuurlijk, Theo was meer van oma haar leeftijd, en daar moest ze dan miske mee spelen in de achtertuin. Maar in die tijd was Leonore al aan het studeren (op internaat) of stond ze voor de klas, dus als kind heeft oma Leonore zo niet leren kennen. Het was een behulpzame oudere zus, maar wat innerlijk in haar omging, dat werd oma zo niet gewaar als kind.

VKAJ zang in de kerk van Opgrimbie, links als tweede oma Odilia (?), dan Elvire en als dirigente Leonore.

Tant Mia was vroeger een hele slechter eter, Leonore schrijft daar ook iets over in haar boekje, dat zij zelf ook niet zo’n goede eter was. Ergens einde van de oorlog, 1944, zal ze dan naar de normaalschool in Borgloon gegaan zijn, en daarna is ze in Eisden les gaan geven. Waarschijnlijk had ze daar ook eerder al haar vierde graad gedaan, en is ze daardoor daar terecht gekomen. Maar oma denkt dat er nog een andere toedracht is. Volgens haar kende Leonore iemand die in Eisden-dorp les gaf, iemand van Crijns “van de Mulder”. Zij ging ook een periode samen met die van Crijns naar Eisden met de auto.

Tant Leonora op z’n zondags, 1951.

Oma diept verder nog uit de nevelen van haar geheugen op dat Leonore ook vaak op de fiets naar de school in Eisden ging, en dat ze toch ook wel iets van een aanbidder gehad moet hebben. Een onderwijzer, mogelijk? Dat heeft oma toch gehoord, in elk geval. Dus die keuze heeft Leonora ook nog moeten maken, voor ze in het noviciaat ging. Ze wist in elk geval al wat ze wilde, voor ze in Eisden ging lesgeven.

In haar boekje schrijft Leonore inderdaad dat ze al wist dat ze in het klooster wou gaan toen ze afstudeerde. Het idee moet ergens tijdens de ziekte van bomma gerijpt zijn. Toen ze dat thuis ging vragen, zeiden ze onmiddellijk: doe dat maar, maak er iets moois van. Maar bomma zou toen gezegd hebben: bompa is dan wel de enige kostwinner, dat wordt wel problematisch. Bompa was net op 1 maart 1954 op pensioen gegaan. Uiteindelijk zijn ze dan overeen gekomen dat Leonore nog 4 jaar zou werken en haar salaris afstaan, en daarna zou ze dan het klooster in kunnen. Voor haar was dat wel een teleurstelling, dat ze niet onmiddellijk haar roeping kon volgen, maar uiteindelijk was ze wel blij was dat ze toch haar ding kon doen, en uiteindelijk werden die 4 jaar 2 jaar.

1955

Als ze gingen werken, vertelde oma, gaven ze thuis allemaal hun pree af. Pa was de enige kostwinnaar en die was al met pensioen. Dat was 10.000 BEF per maand, inclusief kindergeld. Leonore was al afgestudeerd, die studie had tenslotte ook geld gekost. Mia werkte in die tijd waarschijnlijk nog niet, Leny ook niet. Mia heeft wel gewerkt als familiaal helpster, maar wanneer die begonnen is weten we niet. Dus de inkomsten voor het hele gezin kwamen van pa en Leonore. Mama, Elvire en Theo gingen op internaat, dat kostte ook geld. Dus dat verzoek aan Leonore was niet zo gek…

Op uitstap in Brugge 1956: tant Leonora, Odilia, Sylvia en Leny.

Zuster worden

Na twee jaar lesgeven is Leonore dan aan haar zo gewenste kloosterzusterleven begonnen. Haar hart lag eigenlijk bij Sint-Franciscus, de eenvoud, de natuur, de liefde voor mens en dier, het Zonnelied, dat sprak haar allemaal heel erg aan en daar kon ze ook later in de jaren ’70 nog heel enthousiast over vertellen. Maar het werd dus de orde van de “Kleine Zusters van de H. Joseph” van Heerlen, die ook de school in Eisden-Dorp onder haar hoede had. Die orde kende ze dus goed, omdat ze er daarvoor had lesgegeven, en ze bewonderde hoe die zusters zo betrokken waren bij de mijnarbeiders. In feite lag het gedachtengoed van de Kleine Zusters heel kort bij dat van Franciscus, en ze hadden ook nauwe banden met de Franciskanen.

De Kleine Zusters van de Heilige Joseph waren op allerlei terreinen actief in Nederlands- en Belgisch Limburg (onderwijs, bejaardenzorg, ziekenzorg, krankzinnigenzorg…) en zijn op allerlei manieren nauw verweven met de families Meyers maar ook Ramakers: opa is er in Eisden enkele jaren naar de lagere school geweest en was (als Chiro-leider en bestuurslid) zelfs af en toe privé-chauffeur voor de directrice, meerdere zussen Meyers hebben ook in Eisden naaischool of hun derde graad gevolgd, tant Leonore is er dus in Heerlen ingetreden, bomma is opgenomen in het bejaardentehuis van de zusters in Lanaken, bomma Odilia en tante Elvire hebben er lesgegeven in Gellik, opa en oma hebben er les gegeven in het wijkschooltje op de Bloemenlaan in Eisden…

In de loop der tijd zijn meer dan drieduizend Nederlandse en Belgische vrouwen ingetreden. Als religieuzen richtten zij zich vooral op degenen naar wie het minst werd omgekeken. Zij waren in heel Nederland en in Belgisch Limburg actief, maar ook in China, Indonesië en Kenia.

Eerste bezoek thuis in Opgrimbie als kloosterzuster.

In 1956 is tante Leonore ingetreden in het klooster. Dat is niet zomaar een stap, het is het begin van een proces. Voor ze geprofest is (haar “tijdelijke kloostergeloften” heeft afgelegd) heeft ze een jaar of twee noviciaat moeten doen In Heerlen. Bij het begin van dat noviciaat was er de “inkleding” (de foto’s daarvan zijn gedateerd 1957). Er zijn foto’s van de professie (19 maart 1959), de intrede en van bezoeken aan het klooster. Daarna is ze les beginnen geven bij dezelfde Kleine Zusters in Vroenhoven, op de lagere school, tot ze overste werd. Haar bevestiging van haar kloostergeloften (de “eeuwige kloostergeloften”) deed Leonore op 19 maart 1965, 6 jaar na de tijdelijke geloften.

Oma heeft dat eigenlijk niet als heel speciaal ervaren, een zus die in het klooster ging. Ze nam de naam Zuster Elvira aan, de naam van haar jongere zus (maar om verwarring te vermijden blijven we haar hier Leonore noemen).

“(In)Kleding Zr. Elvira 1957”. Op de onderste foto van achter naar voor en van links naar rechts: Theo, Odilia, Leny, tant Maria Vanderhallen van Hollands-Eijsden, Mia, Leonore, bomma, priester (Henri of Rik) Toyackers, pastoor Vrancken, Elvire, Annie, Sylvia, Rudy. Deze foto is waarschijnlijk door bompa genomen, op een andere foto van deze gelegenheid staat hij er bij op. Toyackers was een huisvriend bij de fam. Meyers (via tante Leny).

Vroenhoven begin jaren ’60, toen droegen de zusters nog van die grote zwarte kappen met een witte binnenvoering. Zij werden opgevoed in gehoorzaamheid aan het gezag van de congregatie, de bisschoppen en de paus, en de geloofsbeleving bestond in grote mate uit opgelegde gebeden en rituelen. Na het tweede Vaticaans Concilie (1962-65), kwamen de kloosterzusters quasi van de ene dag op de andere in een andere wereld terecht, waarin hun persoonlijke geloofsbelevenis en hun eigen verantwoordelijkheid binnen en buiten de congregatie het belangrijkst werden.

Het moet gezegd worden dat de orde van de Kleine Zusters van de Heilige Joseph heel voorzichtig en genuanceerd, en met respect voor velerlei opinies binnen en buiten de kloostergemeenschap reageerde op de veranderingen. Allicht door hun focus op de armsten en zwaksten hadden ze een grote aandacht voor pluriformiteit en diversiteit, en ontpopten ze zich zelfs tot voorvechtsters van de modernisering en de rol van de vrouw binnen de kerk, zoals bleek bij het bezoek van de eerder conservatieve paus Johannes Paulus II aan Nederland.

Er werd dus een enquête gehouden bij de kloosterlingen (1967), en van 15 tot 27 juni 1968 vond een heus vernieuwingskapittel plaats, met als doel “de geestelijke vernieuwing uit te werken en de vaak zeer verouderde leefregels en statuten bij de tijd te brengen”. De voorbereiding van dat kapittel was in handen van een commissie, en als vertegenwoordiger van de “jongste” generatie zusters was tant Leonore voorzitster van die commissie. Op dat moment moet zij ook al overste van de zusters zijn geweest, minstens van Vroenhoven, maar volgens opa ook van de andere Belgische kloosters. Belangrijke onderwerpen waren de kleding (habijt of burgerkleding) en de woonvormen (kloosters of zusters die zelfstandig in kleine groepjes wonen). Het ging niet zonder slag of stoot, maar vanaf 1970 was de kledingkeuze volledig vrij en waren er al zusters die met enkelen samen in een huis woonden in de wijk waar ze ook werkten tussen de mensen (regelmatig ook druggebruikers, prostituees…). Bij religieuze plechtigheden en speciale gelegenheden werd soms geëist dat er nog een habijt gedragen werd, maar de meer geëmancipeerde zusters waren intussen ook zo mondig om dat te weigeren. Het dient gezegd: er zijn foto’s van tante Leonore in Vroenhoven waar ze een kleedje en zelfs hakken op draagt. Zij stond zonder meer bekend als een van de meer vooruitstrevende zusters uit de orde.

Bezoek van bomma aan het klooster in Vroenhoven, 1973.

Trop is teveel

Het was dus zondermeer een spannende periode, en het lijdt geen twijfel dat tant Leonore in die eerste jaren het gevoel moet hebben gehad aan een heel belangrijke vruchtbare vernieuwing mee te werken die zou bijdragen tot de verdere ontwikkeling van het kerkelijke leven. Het was niet allemaal kommer en kwel, integendeel. Er was in de jaren ’60 en ’70 een tegenbeweging op gang gekomen: binnen de kerk die van de bevrijdingstheologie, maar ook buiten de kerk van de hippies, van Jesus Christ Superstar en The Answer is Blowing in the Wind (Bob Dylan)… Dat het aanzien en de macht van de kerk kromp, daar zal tant Leonore dus niet van hebben wakker gelegen; zij identificeerde zich van in het begin veel meer met Sint Franciscus en diens Zonnelied, eenvoudig, arm, dicht bij de natuur, dicht tussen de mensen. Jonathan Livingstone Seagull was een favoriet boek/plaat van haar. Ook de gemeenschap van Taizé sprak haar erg aan om haar oecumenische karakter. De vernieuwing in de kerk was voor haar zeker en vast een zegen en een nieuwe kans om nauwer bij het leven van andere mensen betrokken te zijn.

De kloosterzusters van de orde van de Kleine Zusters van de Heilige Joseph bleven betrokken bij hun families en omgeving; hier tante Leonore en een medezuster bij het samenstellen van pakketten voor de missie van nonk Theo (bij diens eerste vertrek 1965), in de garage naast het huis in de Kerkstraat in Opgrimbie.

Maar het was ook een bijzonder slopende periode, niet alleen voor haar, maar voor zowat alle zusters. “Zij hadden allen de traditionele vorming gekregen waarin zelfheiliging vooropstond. Dit streven naar volmaaktheid was niet eenvoudig af te schudden, de zusters bleven geneigd voor zichzelf en voor elkaar de lat hoog te leggen. Binnen de vaste structuur van het klooster bood de leefregel houvast, maar in een nieuwe leefgemeenschap was er geen routine om op terug te vallen en moesten vaardigheden worden gecombineerd die de zusters zich eerst nog moesten eigenmaken: bewust religieus zijn, actief aandacht hebben voor elkaar als huisgenoten én intensief contact met de wereld buitenshuis onderhouden.” (uit: Met de minsten der mijnen, Geschiedenis van de Kleine Zusters van de Heilige Joseph)

Feest in het klooster van Vroenhoven, eerste helft jaren ’70?

Toen Leonore stopte met lesgeven en overste werd, was dat allicht in de periode van de enquête (1967) voorafgaand aan het vernieuwingskapittel. Toen mochten alle zusters via een veertigtal keuzevragen hun voorkeur geven over het werk dat ze wilden doen, de manier waarop ze wilden geloven en leven, en ze mochten dan ook hun ideeën geven en klachten. Tante Leonore/zuster Elvira trok zich dat alles heel persoonlijk aan, ook in het dagelijks beheer van het klooster, en vroeg zich dan af of ze wel de goede beslissingen had genomen, en kon daar dan naar eigen zeggen nachten van wakker liggen. Tant Leonore wou voor iedereen goed doen, en was met van alles tegelijk bezig, maar ze wou dat veel te goed doen, op den duur is ze daarvan over haar toeren geraakt (“overspannen” heette dat denk ik) en heeft ze dat van zich af moeten schuiven. Ze schrijft daar ook over, dat ze teveel op haar bordje nam en altijd maar tot diep in de nacht bezig was om andermans problemen op te lossen. Daarnaast bracht de beslotenheid van het kloosterleven haar allicht wel veel spiritueels en opbeurends (het orgelspel, het licht door de glasramen…) maar miste ze toch ook wel het contact met de gewone mensen.

Tante Leonore / Zuster Elvira rechts achteraan als vers herkozen lid van het Algemeen Bestuur
van de orde van de Kleine Zusters van de Heilige Joseph, Heerlen, 1974.

In 1971 werd tant Leonore voor het eerst verkozen tot lid van het Algemeen Bestuur van de orde, als enige Belgische en als een van de progressiefste leden van een gematigd conservatief bestuur. Er kwamen bij dat bestuursmandaat ongetwijfeld veel vergaderingen kijken, over alle activiteiten, afdelingen en praktische bekommernissen van de diverse geledingen van de orde, en tegelijk was er ook een heuse strijd te voeren om het bestuur (dat nog redelijk hiërarchisch was) open te breken en democratischer te maken. Ondertussen waren er ook veel zusters die de veranderingen op een of andere manier niet aankonden of zagen zitten en die uittraden.

Leonore en Theo, 1959.

De dood van haar teerbeminde broer missionaris Theo in 1975, op dat moment teruggekeerd uit de missies om bomma nog bij leven te kunnen ontmoeten, was de druppel die de spreekwoordelijke emmer van tant Leonore helemaal deed overlopen: ze kon maar niet begrijpen hoe God de Vader zo’n door-en-door goede mens zo vroeg kon wegnemen. Wat er toen volgde zouden we nu een totale burn-out noemen. Ze was 45 toen, je zou dus ook van een midlife crisis kunnen spreken. Tot dan had tant Leonore zichzelf heel haar leven ten dienste van anderen gezet: haar ouders, haar zusters en broers, haar leerlingen, haar collega’s, haar kloosterzusters… maar wat had het haarzelf opgeleverd? Een groot gevoel van onmacht, overbodigheid, zinloosheid, onrechtvaardigheid.

Nonk Theo bij zijn terugkeer uit Indonesië in 1975. Tante Leonore links van hem op de foto. Enkele weken later, op 31 mei werd Theo dood naast zijn bed gevonden.

Achteraf gezien smaakte de hele vernieuwing in de kerk allicht bitter.

In korte tijd werd het (bijna) monopolie van de reguliere geestelijkheid op zorg en onderwijs opgegeven en veranderde de visie op de missie radicaal. Contemplatieve vrouwenkloosters openden de poorten en lieten de tralies in de bezoekkamers verwijderen. Gehoorzaamheid wordt ingeruild voor eigen verantwoordelijkheid, de hiërarchische kerk maakt plaats voor een kerk van de armen. Deze ontwikkelingen krijgen een expliciete vertaling in het habijt, dat aan de tijd wordt aangepast of zelfs geheel wordt afgelegd.  De veranderingen werden door sommigen met vreugde ontvangen, anderen vonden het te snel gaan. Maar voor velen in de buitenwereld gingen de omwentelingen achter de kloostermuren nog niet snel genoeg. Het resulteerde naar het einde van het decennium toe in verwarring, verdeeldheid en verdriet. Massale uittredingen gingen gepaard met een moeizaam proces van heroriëntatie. (https://brabant-collectie.blogspot.com/2021/11/vrijheid-en-verwarring-kloosterleven-in.html)

Rust

Tant Lienoor is dan kort na de dood van nonk Theo vanuit Vroenhoven naar Elen gekomen, in het gezin Ramakers-Meyers, om een jaartje tot rust te komen. Een hoognodige rust, maar daarbij uiteraard meteen ook weer de gevoelens van “overbodigheid”, “nutteloosheid”…

Het was wel wat, een non in huis. Tant Lienoor kon in al haar enthousiasme soms best wel imposant zijn. Ze kon ons kleine jongens dan bij wijze van spreken op een familiefeest bij onze wangen vastnemen en zo weerloos een dikke kus op de lippen drukken. Maar al bij al merkten we daar niet veel van toen ze bij ons logeerde.

In de periode dat ze in Elen woonde, zat tant Leonore veel op haar kamer. Dat was de latere kamer van Bart, rechts boven aan de trap. Peter en Dirk speelden dan boven op de overloop met de witte plastieken ‘bakstenen’ met bijhorende rode ‘pannen’ (voorloper van lego blokjes) zodat er beneden dan niet teveel lawaai van was. Dan luisterde Dirk tijdens het spelen daar ook al eens een cassette recordertje met de 6e van Beethoven, niet te hard, en alleen als het voor tant Lienoor ok was, en ook niet als Peter erbij was, die hoorde dat niet zo graag…

Ofwel ging ze fietsen (dan ging Peter wel eens een keer mee), of wandelen. ’s Avonds kwam ze ook wel eens naar beneden, televisie kijken of eens babbelen. Maar ze zat veel alleen. Ze at ’s middags ook niet altijd mee met het gezin, alleen als het zo uitkwam. ’s avonds at ze graag graag ‘pap’, dat waren dan verkruimelde beschuiten in melk, niets meer…

Toen het al wat beter ging, had ze op een keer gestofzuigd en dat vond ze geweldig fijn. En oma dacht: nu heb ik iemand gevonden! Dus zei ze: van mij moogt ge dat elke dag doen, maar de volgende dag heeft ze het toch weer zelf moeten doen. Zo schrijft ze ook in haar boekje dat ze “het fantastisch vindt om de vuilbak buiten te zetten, ook als er anderen zijn die dat zouden kunnen doen”. Dat ze daar deugd van had. Maar volgens oma waren dat zo maar bevliegingen, dat kwam een enkele keer wel eens voor, maar daar bleef het dan ook bij.

Voor Tant Lienoor zal het ook wel een hele aanpassing zijn geweest om zo in een huisgezin met kinderen te vertoeven, los van de structuur en de hiërarchie van de school. Ze schrijft verder in haar boekje over een neefje dat graag speelde met allerlei beren en beertjes. Dat was in de tijd van de Berenboot, een programma op tv. Dat neefje met die beren, dat was Dirk uiteraard.

Speelde Leonore ook gitaar? Muziek was alleszins belangrijk ten huize Meyers, en ze schrijft in haar boekje hoe blij ze was met haar citer toen ze die met Sinterklaas als geschenk kreeg. Ze zong ook met het VKAJ, en later in het klooster in Overpelt waren er platen, veel klassiek, maar ook modernere muziek. Tenslotte vermeldt ze in “Zuster Zijn” ook hoe ze bij een koor ging, dus muziek had zeker zijn rol in Leonores leven. Er is in elk geval voor een verjaardag van haar geld bij elkaar gelegd, en daarvan heeft ze dan een gitaar gekocht. Of ze daar veel mee gedaan heeft, weet oma niet. Ze heeft in elk geval pogingen gedaan, dat herinnert Bart zich ook nog van in Overpelt. Ze probeerde dan liedjes te tokkelen, en wie weet gebruikte ze die vaardigheid dan ook op de bezinningsdagen die ze gaf.

Bij haar vertrek uit Elen heeft Leonore oma een fiets cadeau gedaan en opa een DUAL platenspeler met versterker (die heeft altijd in zijn bureau gestaan in het linkse kastje), bij de bijeengesprokkelde symfonieën van Ludwig von Karajan, Music for the Millions en James Last.

Goed doen

Vooral de vraag “wat moet ik doen om goed te doen” komt in de teksten van Leonora regelmatig terug. Volgens oma wilde tant Leonore alles te goed doen. Te braaf, niemand willen raken, al te voorzichtig zijn. Daar moet ze ook van afgezien hebben, als je het boekje leest in elk geval. Maar ze was er ook goed in, zo blijkt bijvoorbeeld als je de verdeling van de goederen bekijkt na de dood van bomma: alles werd tot op de frank afgewogen, dat iedereen evenveel kreeg, naar nood en wens, en niemand ruzie met elkaar hoefde te maken. En als ze het dan toch nog anders wilden, dan konden ze nog ruilen achteraf.

Een mooi voorbeeld van hoe tant Leonore (tant Lienoor) alles plichtsgetrouw probeerde te regelen en daarbij iedereen gelukkig probeerde te maken, is de verdeling na het overlijden van bomma in 1976.
Ze zorgde er meticuleus voor dat iedereen precies evenveel kreeg en dringt erop aan dat “alles liefdevol verloopt”. We reproduceren hier het hele document omdat het ook een mooi idee geeft van de huisraad in die tijd.

Overpelt

Daarna mocht tant Leonore dan kiezen hoe ze verder ging, en zo is ze naar Overpelt gegaan. De zusters woonden daar in een redelijk nieuw en ruim huis, eerder een villa in een gewone straat dan een klooster. Er was ruimte voor een vijftal zusters, elk met hun eigen kamer, en een gemeenschappelijke keuken en woonkamer. Sommigen werkten in Sint-Oda, anderen maakten zich op een andere manier nuttig.

De zusters mochten toen ook – als ze dat wilden – hun eigen oorspronkelijke naam weer aannemen, in plaats van hun kloosternaam. Leonore heeft dat niet gedaan, zij bleef zuster Elvira. Maar bijvoorbeeld zuster Elza, die heette eerst zuster Lambertio, maar heeft er dan voor gekozen haar eigen naam weer te gaan gebruiken.

In Overpelt is ze dan gestart met haar bezinningsavonden, met Marriage Encounters en Christian Awakening. Het eerste waren ontmoetingen van gehuwde koppels met relatieproblemen, die konden elkaar zo vanuit een spirituele insteek herontdekken. Het tweede waren bezinningsweekends voor jongeren. De kinderen Ramakers-Meyers waren uiteraard gedroomde proefkonijnen. Bartje was in die tijd (zo rond 1977) al wat van zijn geloof aan het vallen, maar Peter deed enthousiast mee. Vermoedelijk gaf dat enthousiasme om met jongeren om te gaan, haar weer wat het VKAJ gevoel uit haar jeugd. Maar ongetwijfeld deed het haar ook deugd een luisterend oor te geven, haar eigen twijfels te relativeren, waar ze kon levenslessen te delen met anderen.

Tant Leonora / Zuster Elvira, nu zonder kap, met typisch franciscaans tau-kruisje

Oma herinnert zich nog wel dat ze eens aan Leonore gevraagd hadden om thuis op de kinderen te passen, of dat misschien in het jaar was dat ze bij hun inwoonde? De kinderen hadden toen achteraf verteld dat ze het middageten gemaakt had, maar de tomaten al de dag ervoor gesneden had en dat die dan al helemaal zacht waren geworden. Het kan ook zijn dat ze toen de kinderen met de auto al eens naar Overpelt heeft meegenomen. Ze zijn zo met haar daar eens naar de kinderzoo geweest.

De zusters zijn niet lang in Overpelt gebleven, oma schat een jaar of 4 hooguit; in 1981 staakte de orde haar werkzaamheden in Sint-Oda. Bart herinnert zich wel dat hij twee keer in Overpelt heeft gelogeerd, eind jaren ’70, toen opa en oma naar jaarlijkse gewoonte met de Ardense wandelclub en de kaartclub op stap waren. Hij herinnert zich in elk geval ook een keer dat Peter er ook bij was, Dirk weet hij niet meer. Een andere keer is hij zo bij Annie gaan logeren, en zaten Peter en Dirk ergens anders. Misschien bij Elvire, volgens oma? Bart herinnert zich minstens 2 keer dat hij zo in Overpelt is blijven logeren, één keer met Peter, één keer alleen. Als wij daar waren, kregen wij de zusters niet veel te zien, ofwel waren ze werken, ofwel bleven ze op hun eigen kamer, ofwel waren ze zelf op reis / met vakantie.

Bij de platenspeler in de woonkamer van het huis van de zusters in Overpelt hoorden platen van Prokovief, Georges Zamfir en Ludwig van Beethoven en dergelijke … een ware schatkamer voor Bartje. Hij weet nog dat hij daar eindeloos naar muziek heeft geluisterd, ook Jesus Christ Superstar en Jonathan Livingston Seagull.

Tant Leonore nam Bartje ook wel eens mee op uitstap, een keer naar een antiquair in de buurt bijvoorbeeld, die Bartje een boekje met een toneeltekst uit midden 16de eeuw cadeau deed, en hem aanraadde lid te worden van de Vrienden van de Koninklijke Bibliotheek in Brussel, wat Bartje dan ook gedaan heeft, en wat hem prachtige catalogi (De Memoriën van Anthonio De Succa!) en plaatopnames (arias met de toen nog jonge countertenor René Jacobs) opleverde.

Was het daar in Overpelt dat tant Leonore ook eens vertelde over een reis die ze met zusters had ondernomen in Italië, dit keer niet naar Assisi maar naar de Dolomieten, een kwestie van wandeltochten te maken? Op een dag waren ze ergens op een heuveltop beland toen er een onweer naderde, tot hun grote schrik ging hun haar rechtop staan van de statische elektriciteit!

Lanaken

Vanuit Overpelt is tante Leonore dan in Rekem terechtgekomen, naast de Paterskerk, een hoog gebouw met in het midden de ingang en ramen erlangs. Als je van de Groenstraat af komt, in een bocht lag het huis links.. Leonore is daar actief geweest in de parochie, ze gaf ook taallessen aan migranten op Ter Dennen in Rekem. Dat was een opvangcentrum voor vluchtelingen, en ze had daar veel voldoening van. Ook hier kon ze weer teruggrijpen naar een van haar eerste liefdes: het onderwijs. Ze had een auto (aanvankelijk een rode Citroën 2CV, later een zandkleurige Dyane), dus ze kon zich verplaatsen voor lessen of bezinningsweekends of bezoekjes aan andere zusters of familie, maar verder had ze nog weinig activiteiten. Wel was er regelmatig contact met de zussen, en bij familiefeesten kon er zeker op tant Leonore gerekend worden.

De Dyane van tante Leonore links op de voorgrond (foto van voorbereidingen terugkeer nonk Theo, 1975)

In Rekem is ze enkele jaren gebleven, tot ze ergens in de jaren 80 naar Lanaken is gegaan. Als je in Lanaken naar de kerk reed en dan linksaf ging, lag het huis van de zusters aan de linkerkant. Daar woonden een vijftal gepensioneerde zusters samen. De meesten daarvan hadden vroeger in het oude rusthuis gewerkt, waar bijvoorbeeld ook onze bomma tot 1976 verbleef. De groep van zusters werd almaar kleiner, en op een bepaald moment konden ze zichzelf niet meer bedruipen. De zusters hadden een nieuw rusthuis aan de overkant van de straat laten optrekken, en zijn daar geleidelijk zelf bij ingetrokken, Leonore op het einde dus waarschijnlijk ook.

Tante Leonore is Bart eens komen bezoeken in Leuven in 1982 of 1983. Het zou kunnen dat ze toen net in Lanaken zat, dat weet Bart niet. Hij zat op kot in de Mechelsestraat toen hij zijn tweede kandidatuur dubbelde, in het achterhuis van de Rozenkruisers, een voormalige opslagplaats van een handelaar in huiden en bont. Het was daar een gezellige chaos, met vijf studenten, een schommel in de verwilderde tuin, en tant Lienoor kwam eens polsen hoe het ging (was ze gestuurd door opa en oma?). Bart’s altaar op kot was zijn platenspeler, en intussen hadden zich daar naast Beethoven en Bach en consoorten ook Joy Division en David Bowie en consoorten op genesteld. Tant Leonore vond dat allemaal even mooi en fijn, maar toen ze zelf gevraagd werd naar haar muzikale voorkeuren van het moment bekende ze dat ze vooral van de stilte hield, dat al die geluiden en indrukken haar vaak wat teveel werden.

Greet herinnert zich dat tant Leonore nog in de jaren ’90, toen ze een eenvoudig kamertje betrok in het huis van de zusters in Lanaken, driftig op zoek was naar schoolboekjes, van An en Jan en zo, en de Eendjes, allicht voor het taalonderricht aan nieuw ingeweken Belgen, dat bleef haar kennelijk bezig houden. Van het meubilair herinnert Greet zich een bed, een bureau, een kast, meer niet, het deed haar meer aan een studentenkamer denken.

In haar laatste jaren sukkelde tant Lienoor met de nieren en moest ze twee keer per week op nierdialyse, zoals ook haar zussen Elvire en Sylvia hebben moeten doen.

Tant Leonore, waarschijnlijk in Rekem.

Het moet van in haar periode in Lanaken zijn dat Leonore het initiatief nam voor “de koffieklets” met de zussen Meyers. Elke 2 maanden kwamen ze een namiddag samen voor een stukje taart en koffie. De locatie wisselde dan af, en ze gingen dan ook al eens bij Leonore. Dat waren in het begin alleen de zussen (en Rudy, nemen we aan) – de aangetrouwden waren niet welkom. Toen het getal der zussen daalde, werden de aangetrouwden er node bij genomen, en zo gaan die koffieklatsjen nu nog steeds door anno 2023, met tant Mia, tant Annie, nonk Rudy en Odile, aangevuld met nonk Louis en opa.

Het was bij één zo’n koffietafels, kort voor kerstmis 2005, dat tant Leonore vertelde dat ze regelmatig een benauwd gevoel op de borst had. Ze had een afspraak bij de cardioloog gemaakt, maar daar moest ze enkele maanden op wachten. Toen de afspraak met de cardioloog eindelijk doorging, bleek de toestand al zo ver gevorderd dat die haar onmiddellijk naar het ziekenhuis in Genk stuurde voor een operatie, maar kennelijk te laat; de operatie mislukte. Kennelijk leed ze aan slagadervernauwing/aderverkalking, en was die verkalking al zover gevorderd dat de wanden van de slagader al volledig verhard en vernauwd waren. Tante Leonore werd 75 jaar, ze overleed in het ziekenhuis van Genk op 29 maart 2006.

Een echte non

Leonore was een echte non, volgens opa. Hij weet nog dat ze wel eens opbelde, “Hubert, weet gij hoe ge dat schrijft, zus of zo?” En dan dacht opa: maar ge hebt toch een woordenboek? Toen ze in Elen was kwam het eens voor dat papa druppeltjes in zijn ogen deed. Daar stond ze van te kijken, toen vroeg ze: “doet gij dat zelf?” Zij was gewend dat de een zuster dat bij de andere deed! En dat opa dacht: maar hoe is het toch mogelijk? Maar Leonore kon zich daar over verwonderen, de zusters waren eigenlijk gewoon om van elkaar afhankelijk te zijn. Terwijl opa natuurlijk gewoon was om zijn plan te trekken.

“Ik wilde graag een lief meisje worden en daarom deed ik van alles om die liefde te verdienen”, dat is tant Leonore in een notendop: een verantwoordelijke oudste dochter die graag wil dat haar ouders fier op haar zijn, die wil helpen waar ze kan, die heel sociaal en heel gevoelig en heel empatisch er altijd voor haar omgeving is geweest: familieleden, collega’s, medezusters, gelovigen en niet-gelovigen, vele mensen die haar pad hebben gekruist en daar gelukkiger van zijn geworden. Voor ons neefjes en nichtjes was ze er niet zozeer met praktische raad (daar leefde ze nu eenmaal een beetje te wereldvreemd voor), maar met een geduldig luisterend oor, een grote voelbare liefde en haar aandacht voor het mooie in het allerkleinste: een bloem, een landschap, een vogel…

In Heerlen is er intussen een museum over de Zusters van de heilige Joseph: https://savelbergklooster.nl

Het eigenlijke klooster ligt / lag buiten het centrum van Heerlen.

Er is ook een boek over de geschiedenis van de orde:
https://verloren.nl/Webshop/Detail/catid/23234/eid/35808/met-de-minsten-der-mijnen

Op deze pagina hebben we regelmatig uit dit boek geput, vooral als het over de orde van de Kleine Zusters van de Heilige Joseph en het kloosterleven gaat.