Zo ongeveer vanaf Napoleon en de invoering van de burgerlijke stand (1796) kunnen we met grote zekerheid opzoeken wie onze voorouders waren, welke beroepen ze hadden, hoe oud ze werden en wie hun kinderen waren.
Er moet heel wat meer voorbehoud gemaakt worden voor de informatie uit de parochieregisters (ingevoerd vanaf het Eeuwig Edict, 1611). Die zijn bij momenten onleesbaar, onherstelbaar beschadigd of onvolledig. Bovendien bevatten ze slechts summiere informatie: geen leeftijden van de ouders, geen beroep enz. De schrijfwijze van de namen varieert voortdurend, en wat soms ook verwarring in de hand werkt, is dat het gamma voornamen eerder beperkt was. Tenslotte waren sommige pastoors en/of kosters niet zo heel erg gedisciplineerd of geletterd, wat voor lacunes zorgt.
De eerste vermelding in verband met onze voorouders in het parochieregister van Eisden die we vrij zeker kunnen thuisbrengen is die van Joanna Broens, gedoopt 8 maart 1684 in Eisden uit het huwelijk van Petrus Broens en Aldegondis Fredrix, en gehuwd met ene Martinus Ramaeckers.
Gek genoeg is haar petere ook een Martinus Ramakers. En nog gekker: hoever we ook in het parochieregister teruggaan (ik ben teruggegaan tot 1644), er is geen doopsel van een Martinus Ramakers te bekennen. In het huwelijksregister is wel één andere Martinus Ramakers te bespeuren, die in 1679 in Eisden huwde met Maria Vogels en in 1708 in Leut met Maria Treuster. Allicht was deze Martinus de peter van Joanna Broens? Het huwelijk van “onze” Martinus en Joanna is evenmin terug te vinden in het Eisdense parochieregister: het doopsel van hun kinderen Anna (1706), Ida (1708) en Joannes (1712) wordt wel geregistreerd, maar hun huwelijk niet. Het waren overigens kennelijk nogal troebele tijden, want in 1704 wordt er voor de parochies Maesbampt-Vucht-Eisden-Mullem slechts één huwelijk vermeld, en in 1705 welgeteld twee.
Goed, de jongste zoon Joannes (geboren 30 januari 1712) huwt op 18 januari 1737 met Margaretha Smeets (de getuigen zijn ene Helger/Heyligerus/Tossanus Ramakers en Aldegonde Ramakers…), en uit dit huwelijk worden minstens vijf kinderen geboren: Joanna (1739), Johannes Laurentius (1742), Sybilla (1746), Marthijnus (1747) en Godefridus (1751). Over de identiteit van Joannes (°1712) zijn we redelijk zeker, omdat er in de hele periode 1696-1717 geen enkele andere Joannes Ramakers in het doopregister vermeld staat.
Marthijnus Ramakers huwt 25 mei 1775 met Helena Van Der Eijcken, geboren in Eisden 18 januari 1743 – huis in de Cruysstraat, overleden 6 december 1818 in Eysden. Tegenwoordig is er geen Krui(s)straat meer in Eisden, maar op oude postkaarten lijkt het over een stuk van de latere Dorpstraat of Langstraat te gaan, tegenover de Geeststraat, net voor het begin van het Boseind.
Helena heeft slechts 5 jaar van haar huwelijk genoten; in het doopregister vinden we als nakomelingen op 27 april 1775 Anna Margaritha (gek genoeg geboren voor het huwelijk, terwijl Martinus en Anna toch als gehuwden vermeld worden in de akte), op 19 maart 1776 Theodorus, 8 september 1777 Catharina Elisabeth en 12 mei 1779 Joannes. Anna Margaretha en Theodorus bleven wellicht niet lang in leven (we vinden er geen sterfdata of huwelijksaktes van) en Helena werd al in 1780 weduwe. In de volkstelling van 1796 wordt vermeld dat ze met haar broer Hendrik, haar zus Catrin (Catharina Van der Eijken) en haar dochter Elisabeth Raemaekers in de Kruisstraat woonde. Van zoon Joannes, toen 17, is in die volkstelling geen spoor, terwijl de opsteller van de lijst, Georgie Conings (agent municipal), het gezin goed moet hebben gekend. Werden jongemannen uit de lijst geweerd uit schrik voor militaire dienstplicht voor de Franse bezetter? We hebben er het raden naar.
De verwevenheid tussen de familie Van der Eijcken en Ramakers was zeer groot. Catharina Van der Eijcken (1736-1809), de oudste zus, was ongehuwd en woonde dus bij haar jongste broer Hendrik en de weduwe van Marthijnus, Helena in. Anna Margaretha Van der Eijcken (1738-1806) huwde 25 augustus 1771 met de broer van Marthijnus: Joannes Laurent Ramakers (1742-1816). Arnold Van der Eijcken (1740-1815) huwde dan weer op 10 juli 1768 met Joanna Ramakers (1739-1799), de oudste zus van Marthijnus. Na haar dood hertrouwde hij met Catharina Kunnen (1770-1809). Tenslotte was er de jongste, Hendricus Van der Eijcken (1745-1810), die net als zijn oudste zus vrijgezel bleef. Tel daar het huwelijk van Helena en Marthijnus bij en je hebt dus drie Van der Eijckens die met drie Ramakersen trouwden.
De jongste zoon van Marthijnus en Helena is:
Joannes RAMAKERS
Geboren 12 mei 1779 – Eisden, beroep landbouwer, overleden 4 augustus 1827 – leeftijd bij overlijden: 48 jaar oud – “huis op den Vrijthof omtrent de kerk”
In de lijst van boeren waarvan het vee getroffen werd door de veepest van 1798, komt twee keer een Jean Ramakers voor. Opgelet, we weten niet zeker of dit onze Joannes is (tenslotte was hij nog maar 19), en we weten ook niet of het beide malen over dezelfde Jean gaat. Als we de kieslijsten van 1830 bekijken vinden we immers nog een Johannes Ramakers, op dat moment 58 jaar oud, dus geboren in 1772. Enfin, deze Jean of deze Jeans werden door de toenmalige Franse overheid vergoed voor het verliezen van 1 os, 2 koeien en een vaars, en vervolgens voor het verlies van 2 koeien en 2 ossen. (Eisden, jg. 3 p. 2)
Gehuwd 13 april 1801 met
Mechtildis BROUNS, geboren 13 april 1769 – Eisden, beroep landbouwster, overleden 8 oktober 1826 – leeftijd bij overlijden: 57 jaar oud – “huis op den Vrijdhof”
Op dezelfde 13 april 1801 (29 germinal de l’an 9 volgens de franse kalender) huwde ook de oudere zus van Joannes (Catharina Elisabeth Ramakers, geboren 8 oktober 1777) in Eisden met Jaque (Jacobus) Jansen, en daarbij waren beide heren elkaars getuige. Opvallend detail: geen van de Ramakersen kon lezen of schrijven, zelfs niet handtekenen, net zomin als de bruid Mechtildis. Haar broer Leonard Bro(e)ns, en de man van Catharina, Jacobus Jansen, konden dat wel.
Op het moment van de volkstelling van 1796 woonde Mechtildis kennelijk op de “Mastrigter ban” (de huidige Rijksweg) met haar moeder en broers. Vreemd genoeg wordt zij op dat moment als weduwe gecategoriseerd, en haar moeder als “ackervrouw”. Het zal allicht omgekeerd zijn geweest.
Mechtildis’ moeder, Elisabetha Boosten, de weduwe van Jean Brouns, verloor een koe en een os tijdens de runderpest van 1798. (Eisden, jg. 3 p. 2)
zoon:
Johannes RAMAKERS
Johannes RAMAKERS, geboren 20 juli 1804 – Eisden, “cultivateur”, “landbouwer/bouwman”, in de Dorpstraat, overleden 3 januari 1872 – leeftijd bij overlijden: 67 jaar oud. Johannes was naar onze hedendaagse normen niet echt uit de kluiten gewassen: hij mat op zijn negentiende 1 el, 6 palmen, 2 duim en 5 lijnen, wat neerkomt op 1m42,5. Dat begrijpen we uit het register van lichting 1823 voor het leger onder het Hollands Bewind, waar hij zich gelukkig uit wist te loten. Nochtans was hij met die meter 42,5 cm niet echt een uitschieter, er waren enkele leeftijdsgenoten nog kleiner (die kwamen dan niet in aanmerking voor de dienst), de meesten waren met hem vergelijkbaar, de allergrootste van zijn lichting was “slechts” 1m68,5. Zijn eigen oudere broer Martin, geboren 30 augustus 1801 (amper 4 en een halve maand na het huwelijk van zijn ouders, maar het waren dan ook revolutionaire tijden!), mat 1m55,5. Ook die wist bij de loting (lichting 1819) zijn dienstplicht te ontlopen. Zijn jongere broer Arnold (geboren 1814, lichting 1833) was met zijn 1m54 te klein en kreeg één jaar uitstel. Kennelijk schoof de minimumlengte gedurende de 19de eeuw dus op. (Eisden jg. 9 nr. 1 en 2 en jg. 13 nr. 3). Het is natuurlijk maar de vraag hoe betrouwbaar al deze afmetingen zijn, gezien alle lotelingen erbij gebaat waren kleiner, ongezonder en wanstaltiger te lijken dan in werkelijkheid… er zijn gevallen bekend van lotelingen die op één jaar tijd maar liefst tien centimeter gegroeid waren, dat zal niet alleen van de patatten zijn geweest!
Gehuwd 11 juni 1830 met
Maria Anna OP ‘T BROEK, geboren 9 november 1802 – Eisden, landbouwster-huishoudster, overleden 17 februari 1868 – leeftijd bij overlijden: 65 jaar oud
Maria Anna was de dochter van Mathijs Op ’t Broek. Deze laatste was in de Napoleontische tijd even burgemeester van de nieuwe gemeente Eisden, maar zoals zijn voorganger Georges Conings, toen nog “l’agent municipal”, deed hij na enkele weken afstand van dit ambt. De door de Fransen aangestelde burgemeesters waren, doordat zij de door de Fransen opgelegde belastingen moesten innen, niet erg populair. Later, tijdens het Hollandse Bewind tot aan de Belgische Onafhankelijkheid in 1830, bleef Mathijs Op ’t Broek wel burgemeester, door alle regimes heen. En Georgie Conings bleef aan zijn zijde als secretaris. Die generatie beleefde dus drie verschillende regimes: de Franse republiek en het keizerrijk van Napoleon, het Hollands Bewind van Koning Willem I en tenslotte het onafhankelijke België onder Leopold I en zijn opvolgers.
Joannes was niet de eerste Ramakers die zijn heil bij de familie Op ’t Broek zocht. Zijn broer Martinus Ramakers (°1801) was tien jaar voor hem in Eisden gehuwd met Elisabeth Op ’t Broek, zus van Maria Anna. Martinus werd tijdens het Hollandse Bewind (1815-1830) tweemaal, in 1820 en 1823, opgeroepen om aan de loting voor de militaire dienst deel te nemen. Hij lootte tweemaal een laag nummer, zodat hij het uniform van koning Willem I niet hoefde aan te trekken. Hij was toen 5 voet, 3 duim en 6 lijnen of 155,50 m. groot en fysiek dus geschikt voor dienst. Maar hem was geen lang leven beschoren: hij overleed op 4 februari 1829, amper 28 jaar oud, en liet zijn weduwe met vier kinderen achter. Dat was in de laatste onrustige dagen van het Hollands Bewind, anderhalf jaar voor zijn broer Joannes met de zus van zijn weduwe huwde en voordat de Belgische Revolutie begon.
zoon:
Joannes Martinus RAMAKERS
Joannes Martinus RAMAKERS, geboren 5 oktober 1837 – Eisden, landbouwer – voorzitter kerkfabriek – eerste schepen, overleden 21 april 1917 – leeftijd bij overlijden: 79 jaar oud,
Gehuwd 23 april 1866 met
Maria Sibilla BRAEKEN, geboren 29 oktober 1842 – Lanklaar (Mulheim), beroep huishoudster, op ’t Boscheind, overleden 11 januari 1894 – Eisden, leeftijd bij overlijden: 51 jaar oud
Ook Joannes Martinus Ramakers werd opgeroepen voor de militaire dienst in het Belgisch Leger. Hij behoorde tot de lichting van 1857, maar moest uiteindelijk niet onder de wapens. Zijn twee jaar oudere broer Mathijs was al ingelijfd bij het 9de linie in Luik zodat er al een broederdienst geleverd was. Hij zou na zijn huwelijk met Maria Sibilla Braeken een waardige ingezetene van Eisden Dorp worden. Naast het werk op zijn boerderij op het Boseind (later Dorpstraat geheten, nu Langstraat, waar je stukken van de oude boerderij nog terugvindt net voor de oprit naar de brug rechts) was hij tot aan zijn dood voorzitter van de kerkfabriek en eerste schepen. Zijn aanzien was ook af te lezen op de kiezerslijsten van 1911, toen de kiezers naar vermogen en aanzien meer stemmen mochten uitbrengen. Hij mocht zowel voor de senaat-, het parlement-, de provincieraad- en de gemeenteraadsverkiezingen 2 stemmen uitbrengen. In Opgrimbie werden vrijwel alle Johannessen of Jannen Zjang genoemd, en in Eisden was dat ook schering en inslag, maar opa kan zich toch niet herinneren dat er in zijn familie over Zjang werd gesproken, het bleef Johannes of Jan.
Zijn zoon Joannes (°1867), die een jaar na zijn vader overleed, was ook stemgerechtigd, zij het dan met minder stemmen. Hij blijft tot op vandaag in het Eisdense volksleven voortbestaan als “Pèèrdskeutele Pier”. Twee jaar na Joannes werd Jacobus geboren, onze voorouder.
De hoge kindersterfte van die tijd spaarde het echtpaar Ramakers-Braeken niet. Joannes Mathijs werd 16 jaar oud. De tweeling Joannes Leonardus en Maria die op 16 februari 1875 geboren werden haalde slechts resp. 5 maanden en 13 maanden. Hun jongste kindje Elisabeth was een maand oud toen het op 22 maart 1885 overleed. Moeder Sybilla werd ook slechts 52 jaar, terwijl haar man de voor die tijd hoge leeftijd van 80 jaar bereikte. In haar 30-jarig huwelijksleven baarde zij 9 kinderen, waaronder ook Maria Anna Josephina (1878-1946), die zou huwen met Petrus Joannes Debois (1875-1955).
zoon:
Jacobus RAMAKERS
Geboren 21 mei 1869 – Eisden, “landbouwer-werkman”, broer van Pieter-Joannes Ramakers, geboren in 1867 (Pèèrdskeutele Pier).
Overleden 14 maart 1923 – Eisden, leeftijd bij overlijden: 53 jaar oud
Gehuwd 12 oktober 1900 met Maria Ida DEDROOG, geboren 18 juli 1871 – Eisden, Limburg, België, overleden 14 mei 1958 – Eisden, leeftijd bij overlijden: 86 jaar oud (Ouders : Franciscus Leonardus DEDROOG 1842-1918 & Maria Elisabeth Mechtildis TOMMISSEN 1839-1914) en hun kinderen
Joannes Martinus Ramakers 1901-1967
Maria Elisabeth Ramakers 1903-1929
Francis Ramakers 1906-1906 (jonggestorven)
Leonardus Ramakers 1906-1908 (jonggestorven)
Francis Ramakers 1907-1912 (jonggestorven)
Leonardus Ramakers 1910-1984 (pépé): werkman-landbouwer-gemeentebediende
Maria Sibylla Ramakers 1913-1996
Voorbehoud
Bij onze tak Ramakersen lijkt er wel in iedere generatie een Johannes en een Martinus te hebben gezeten, en zo zal je ook zien dat het bij de Meyersen allemaal Leonardussen waren, bij de Crijnsen Remigiussen, en dan zwijgen we nog over alle Maria’s en Anna’s en Catharina’s en Helena’s.
Een naam kreeg je dan ook niet zomaar. Je werd meestal genoemd naar je peter of meter, en doorgaans was dat een grootouder, een nonkel-tante of een broer-zus, en dat in die volgorde, al naargelang de peters en meters uitgeput geraakten. Die peter of meter diende ook niet alleen louter om af en toe bij je verjaardag of communie een cadeautje te verschaffen, of om je nieuwjaarsbrief aan voor te lezen. Met je peter en meter had je een bevoorrechte band, die hadden gezag, waren als het ware een soort back-up team voor je ouders, dat was één van de vele manieren waarop de sociale cohesie vroeger zoveel hechter was (de diensten die buren elkaar verleenden bv bij overlijdens vormen een ander voorbeeld). De oudste broer van opa heet Martinus (wordt nu nog nonk Mart genoemd) en diens petere was ook een Martinus (Tinus genoemd): de oudste broer van pépé, en zo kunnen we ongetwijfeld een hele reeks generaties teruggaan, tot minstens eind zeventiende eeuw. Tinus werd overigens (zoals dat in Eisden in de meeste gezinnen ging) door iedereen op het erf “de petere” genoemd, niet alleen door zijn petekind. De mannelijke helft van het dorp bestond op die manier voor een groot deel uit peters en nonkels. Midden 20ste eeuw is dat patroon stillekesaan doorbroken en begonnen mensen te kiezen voor namen die ze gewoonweg leuk vonden. In het begin vaak nog namen van de dagheiligen en soms nog in het Latijn, maar vanaf de jaren ’60 meestal doodgewone populaire namen. Tegelijk werd de rol van peters en meters uitgehold tot de huidige, waarin vooral de cadeautjes nog overblijven.
Natuurlijk levert zo één Martinus uit pakweg 1680 nu een heleboel nog nauwelijks verwante Ramakersen in de hele Maaskant en de rest van de wereld op, want we zijn intussen 12 generaties verder. En verder waren er al in 1600 in een heleboel gemeentes andere takken Ramakers, in de stamboom van oma in Dael-Grimbie (Mechelen-aan-de-Maas) komen we er ook tegen in het midden van de zeventiende eeuw, maar het gaat ons nog heel veel avonden opzoekwerk kosten om er zeker van te zijn dat die al dan niet met de Eisdense Ramakersen verwant zijn. Anderzijds geven de parochieregisters geen informatie over de herkomst of de nieuwe bestemmingen van de parochianen, het is verleidelijk om te denken dat die eeuwenlang rond dezelfde kerktoren geboren werden en stierven, maar de vele lacunes suggereren dat er wel degelijk mensen van de ene parochie naar de andere verhuisden, vaak binnen de Maasvallei, maar evengoed naar Engeland of Nederland, Duitsland (al dan niet om godsdienstredenen) of later, eind negentiende eeuw, Amerika.