Nonkels en tantes waren tot in de eerste helft van de twintigste eeuw enorm belangrijk. In de dorpen in het Maasland waar iedereen generaties lang onder de kerktoren woonde en kinderen vaak na hun huwelijk nog bij ouders en grootouders op de erf bleven, of later enkele straten verder, waren nonkels en tantes de eerste bakens van vertrouwen buiten het kleine gezin. Ze hielden het kleine grut mee in de gaten, gaven het goede voorbeeld, hielpen in elkaars huishouden.
Geen wonder dat ook een aantal vertrouwensfiguren het statuut van nonkel of tante verwierven, in Eisden zowat iedere volwassene met uitzondering van de onderwijzer en de pastoor (zie: https://ramakersonline.be/dorpsleven/). In de jaren ’60 ambieerden bij uitbreiding ook een aantal figuren uit het entertainment een familiale status: nonkel Bob, tante Terry, zelfs een nonkel pater in Averbode die tijdschriften voor jongeren redigeerde onder de “nom de plume” nonkel Fons, ongetwijfeld om gemakkelijker toegang te krijgen tot de reine kinderziel en de portemonnee van de ouders.
Ook voor ons kleine Ramakers-Meyerskes waren de nonkels en tantes van groot belang, vooral die aan moederskant, 8 in getal, hoewel we een eind van hen vandaan woonden in Elen. Ze kwamen babysitten, naaiden kleren, we zagen ze op zondag bij bomma in Opgrimbie, op communiefeesten en huwelijken en met of bij een aantal ervan werd al eens op vakantie gegaan.
Nonkel Bob en Tante Terry, volbloed televisie-kindervrienden.